Shirk is het aanbidden van iemand anders dan Allaah of iemand anders met Hem zoals een
mens, een boom, een steen, een zon, een maan, een levende, een dode of andere schepselen die
voorheen niet bestonden en later zullen vergaan en vernietigd worden, en die voor henzelf en
voor degene die hen aanbidt niets bezitten van schade, nut, dood, leven noch wederopstanding.
Shirk is [te verdelen in] twee soorten:
1. De grote shirk en dat is dat je iets van een aanbidding richt naar een ander dan Allaah,
de belijder van deze categorie van shirk verblijft voor altijd in de Hel indien hij hierop
sterft zoals Allah zegt:
{Voorwaar, Allaah vergeeft niet dat aan Hem deelgenoten toegekend worden, maar Hij
vergeeft daarnaast alles, aan Wie Hij wil. En wie aan Allaah deelgenoten toekent:
die heeft waarlijk een geweldige zonde verzonnen.}
[an-Nisaa-e(4): 48]
2. De kleine shirk en dat is de riyaa (pronken) en aanbidding mooier maken zodat
de mensen je zien. Een ander voorbeeld is het zweren bij een ander dan Allaah zoals het zweren bij de vaders, de moeders, de ka’bah.
Allaah -‘azza wa djalla- zei:
{Wie daarom de ontmoeting met zijn Heer verwacht: laat hem goede daden verrichten
en laat hem bij de aanbidding van zijn Heer geen enkele deelgenoot toekennen.}
[an-Kahf(18): 110]
Als een persoon in een van de daden van grote shirk is gevallen zoals de vragensteller vertelt heeft [zoals daden] van het aanroepen van de graven om zo profijt te verwachten of kwaad te weren, of een belofte afleggen [in de naam van dode] dan is hij daardoor afvallig geworden van de Islaam!
En wanneer hij spijt heeft van deze gevaarlijke daden [van ongeloof] en terugkeert naar zijn Islaam, dan moet hij verplicht opnieuw de shahaadatayn (de twee geloofsgetuigenissen) uitspreken. En hij moet (tevens) verplicht de grote wassing verrichten en dan twee aanbevolen rak`aat (eenheden) bidden.
[En] hij moet veel en vaak vergiffenis vragen aan Allah voor de onrecht die hij heeft begaan, en dat is de grote shirk. En zijn berouw moet gepaard gaan met de verplichte voorwaarden voor de acceptatie van berouw (voorwaarden die het berouw geldig maken); dat zijn:
1- Het verlaten van de zonde.
2- De standvastige wil hebben om niet terug te keren (naar die daad).
3- Het spijt hebben van de handeling, want Allah zegt:
“O jullie die geloven, toon Allah oprecht berouw, hopelijk zal jullie Heer jullie zonden
uitwissen en jullie Tuinen (het Paradijs) doen binnengaan
waar de rivieren onder door stromen.”
[Soerat at-Tahreem(66): 8]